Vooropgesteld: dan had ander groot leed je geraakt, dan had andere liefde je heus wel gevonden; man, je kent nu toch geluk en vrijheid en bewustzijn? Maar goed, je jeugd heeft zijn smerige sporen nagelaten, dus als je iets mag herschrijven, is het dit.
Je speelt vaak op straat, maar je boeken zijn je vriendjes. Ja, feitelijk moet je dan de tijd al stilzetten: haal direct een boek over geestkracht en autisme en adhd uit de bibliobus, die eerstvolgende woensdagmiddag. Je bent echter een kind, je moeder bestuurt de werkelijkheid en weet zij veel. Omdat je een beugel moet, rijdt ze je naar de stad, en je komt keer op keer langs het gymnasium Camphusianum; die school is een koortsdroom, per saldo. Je zou de enige zijn in je klas, je familie, je dorp wellicht - alsof je zoiets weet, denk je achteraf. Je hebt evenmin een idee wat het gymnasium precies is; je weet vooral dat het je betovert, non scolae, sed vitae discimus. |
Want op school gaat alles vanzelf, je zit in de top drie van je klas. Maar daar ben je dus niemand, ook dat blijkt. In de kerk word je gezien, een soort van houvast. Als je moeder onderweg naar de orthodontist eens zou zijn afgeslagen, richting dat schoolgebouw, als je dat aan haar gevraagd had? Zover gaan je verbeelding of realiteitszin nog niet. Of wacht eens: je bent een kind, je moeder bestuurt de werkelijkheid en je vader zwijgt, en ze waren op hun veertiende al van school gehaald.
Nee, het is jou niet duidelijk. Of je er past, of het goed voor je is. Alleen dat je het in principe zou moeten kunnen. Verbeeld je maar niks. Je kunt erna altijd nog vwo doen of het hbo of alleen een propedeuse. Dan krijg je geen Latijn en Grieks, nee. Nooit leren leren. Laat eerst maar eens zien. Dromen lijken soms bedrieglijk veel op plannen, vooral als je bang bent. Al die stemmen zijn van anderen. |
September komt en daar fiets je dan, in het warme bad van kinderlijke kerkgangers zoals jij, tweemaal daags zeventien kilometer door de weilanden, naar de veilige school, zonder vwo, dus dan maar havo. In de winter mag je met de streekbus; in de lente komt je klasgenootje naast je fietsen en haar naam is Latijn voor lente en ze trekt je uit je stilte, en ze is mooi en lief en leuk tot op de middag van die rotdag aan toe, en je weet wel dat ze dood is en toch blijf je op haar wachten. De volgende vier jaar lang haal je de ridicule tienen en enen werktuiglijk tot aan je eindexamen. Daarna komt de leegte. Want je hebt geen enkel benul wie jij bent.
En haar naam is Latijn voor lente en ze trekt je uit je stilte |