Nooit meer live
Seks, muziek en de Bijbel in één liedje: misschien was dat toen al genoeg. Sara was nog niks gewend. Al moeten ook de warmte en kracht van de gitaar haar zo jong al hebben geraakt. De song was zo klein, zo geraffineerd. Maar het liedje werd te vaak gecoverd en de betovering loste op in het niets. Het gevoel vergat ze, behalve bij vlagen. Als het op de radio of tv weer eens voorbijkomt is ze het al na drie maten zat en zet ze het apparaat uit. Natuurlijk ontwikkelde haar smaak zich mettertijd. Bovendien: zelf is ze ook bepaald niet mooi meer. Dat is de weg van alle vlees, de dood in de pot, de kennelijke sterfelijkheid van een liedje. Daarom overvalt het vertrouwde akkoord haar. De gebroken G met een subtiele reverb, het basloopje via de fis, en de E mineur: die laagste, stoerste, simpelste, moeilijkste samenklank. De zesachtste maat stuwt het voorspel op, de tremolo duwt de tonen uit elkaar, de timing is wild maar de klank is kalm, het tempo wellustig traag. Er klinkt een duet. Het is niet mierzoet, het zijn twee snaren in vreemde combinaties en ze maken rare sprongen, al lijkt het gewoon een terts. Dissonanten zonder de poeha en het effectbejag. Ze schuren langs haar ziel en schieten de diepte in. |
Zes dagen later vonden ze de jonge zanger pas. Het was een brede rivier. Er voeren veel boten op de Mississippi, zelfs op deze zijarm. Ze scholen onder een spoorbrug: het zal wel warm zijn geweest. Daarom was Jeff met zijn kleren aan gaan zwemmen in de rivier. Jeffs stem bezweert nog altijd dat hij alleen het meent. Het is maar een liedje, Jeffs beste liedje, de beste vertolking van dat liedje. Hoe kan een liedje nou je bestemming zijn? De dood van Jeff Buckley kwam niet eens door een slopende ziekte als bij de jonge Eva Cassidy, die Sara al wat jaren aanbad: haar had ze ook pas veel later ontdekt en ook Eva kon liedjes weer tot leven wekken. Dit was een banale stommiteit van een jonge rockgod. De ennui van een westerling. Verzopen in de hekgolf van een sleepboot op een late lenteavond. Sara slikt. Haar eigen pijn is stokoud, haar man is al tijden dood. Gelukkig is haar gehoor nog scherp. Ze voelt de rouw over een liedje dat eeuwig leeft, terwijl de stem zelf er allang niet meer is. Ze is op slag fan, post mortem dan maar. Alleen de stem en de gitaar zingen haar toe, het hele liedje lang, en nog eens, en ze zal beter luisteren, en de ondoorgrondelijke tekst goed lezen. En na zes dagen verveelde deze versie haar nog steeds niet, zucht de uitvaartondernemer, voordat het lichaam naar binnen glijdt, de vlammen het vereenzaamde lijf verbranden en de stadsdichter schrijft over zes dagen lijkstank in de flat en halleluja tot vervelens toe, volgens de buurvrouw althans. Jeff Buckley – Hallelujah Eva Cassidy – Autumn Leaves Utrecht, 28 februari 2024 |