Gomarus ende Gomarus
Halsoverkop emigreert de Vlaamse theoloog François Gomaer in de winter van 1594 naar de Zeven Verenigde Nederlanden. Hij wordt al snel hoogleraar en bovendien geloofsheld van legerleider Maurits, prins van Oranje en graaf van Nassau. De Dordtse Synode in 1619 maakt Franciscus Gomarus echter pas onsterfelijk in reformatorisch Nederland. Er wordt in 1974 een middelbare school naar hem vernoemd. Deze Gomarus-mavo in Gorinchem, strategisch tussen Rotterdam en Gouda, trekt reformatorische leerlingen uit de hele streek. Iedere ochtend zingen alle klassen traag een psalm bij het trapharmonium, of je nou Wiskunde, Engels of daadwerkelijk Godsdienst hebt. Elke ochtend en middag gaan de leraren voor in gebed. De literatuurlijst is bij alle talen een whitelist. Het heeft iets vertrouwds maar is tegelijk een beetje kolderiek en misschien een symbool voor de beleden drie-eenheid tussen kerk, school en thuis. Een veilige wereld, doelbewust losgezongen van de tijdgeest. Je eigen zuil, die je klaar maakt voor het leven in de luwte, of de loopgraven, of de vuurlinie van de maatschappij. Onderpresteren en leren leren Ik ben 12 en ik moet kiezen. Mijn beste vriendje mag ook naar het vwo. Hij wil ineens mijn piemel zien, anders mag ik zijn slaapkamer niet uit. De school in Schoonhoven is dichtbij. Zijn vader is er conrector. Dat woord zei me jarenlang niets. Tegenover de orthodontist in Gorinchem staat het gymnasium. Ik zie het sinds groep 7 door het autoraam en fantaseer er noodgedwongen over, want ik ken niemand op een gymnasium of universiteit. Bovendien wordt lezen in mijn kerk verdacht gemaakt. Dat besef ik allemaal natuurlijk nog niet. De Gomarus voelt juist behaaglijk. Er is inmiddels een havo. Hij staat op een uur fietsen, maar er rijdt een grote fietsgroep heen. Dat laatste geeft de doorslag. Het leven en de liefde Flora zit bij me in de kleuterklas. Op de foto doen we een fanatieke wedstrijd zaklopen. Soms zit ze in de kring en er zijn natuurlijk klassenfoto's. Tot mijn verrassing is ze op mijn feestje. Mijn moeder schrijft het erbij; ik nodig twee jongens en twee meisjes uit. Die verjaardag herinner ik me nog, want het andere meisje neemt haar broer mee en dat wil ik per se niet. Dan verdwijnt ze uit mijn albums. Ze gaat naar de reformatorische basisschool. In en rond de kerk worden de jongens en meisjes uit elkaar gehouden. Op de Gomarus zit ze ineens weer bij me in de klas, net als de andere kinderen uit mijn kerk. Ik draag ik iets met me mee, een neurodiverse factor die rondwaart in ons gezin en voor afstand en ongemak zorgt. Hij ondermijnt daadkracht, zelfvertrouwen en nuchterheid en wordt ook door de kerk veroorzaakt. Ik wordt natuurlijk gepest en ga dus graag met meisjes om, vooral als ze niet kattig zijn. Mijn beste vriendin is een domineesdochter. Ze woont naast de school, maar ze verhuist want dominees verhuizen vaak. Ik heb dan al met afhankelijkheid en afscheid van lieve mensen te maken. In de kerk vind ik een meisje leuk dat vlak voor ons zit. Flora zit in die jaren ver achter ons. Misschien is het zo simpel om elkaar te zien en niet te zien. We fietsen best lang best ver voor de groep uit, dus het is herfst of lente – in de winter ga ik met de streekbus. Iemand roept of je me leuk vindt, dus het valt op. Ik kijk je aan en je glimlacht. Ik durf daar niet over te praten, bang dat ik het tere weefsel breek. Op een zaterdagochtend kom je niet opdagen. Ik ga je wel even halen. Ik ben al heel vaak langs je huis gefietst. De leiding lacht en zegt dat het niet hoeft. Ik druk nerveus op de bel. Je hebt je ochtendjas nog aan. Het is een leuk gesprekje. Toch zet ik alweer geen stap. Het is april, we zijn nog maar dertien, we hebben nog zoveel tijd. Op een vrijdag flirt ik toch met je na de jeugdverenigingsavond. Dat vind je leuk. Het is lang licht en de zomer zit al in de lucht. De maandag daarna zwaai ik je uit op het schoolplein. Je zwaait terug. 'Tot morgen!' In het fotoboek zie ik de schommel in onze tuin. Vanaf die plek zie ik de brug waarover je meestal naar huis rijdt. Het hagelt niet meer. Ik blijf kijken naar de brug. Je fietst niet langs. Misschien let ik niet op. Misschien neem je een andere route. Misschien vertel je me dat morgen. De dood en de liefde We gaan eten. De telefoon rinkelt. Heel diep van binnen denk ik: je valt. Je breekt je pols. Ik ga in gedachten op ziekenbezoek. Ik schrijf al iets liefs op je gips. Maar een boomtak valt op je hoofd en breekt je. Je bent vandaag bewusteloos en overlijdt na twee nachten, morgen precies vijfendertig jaar geleden. |
We zijn haar leeftijdsgenoten uit de kerk. We ontmoeten elkaar voor de deur van de dominee en bellen aan. Als ik het vraag, zegt hij dat je in de hemel bent. Ik hebt dagenlang gehuild; ik voel me verdoofd. Dan gaan we kijken. Er zit veel verband om je hoofd. We waren geen stel, dus ik ben geen nabestaande. Het zou kalverliefde zijn genoemd, maar die term gaat over idolen. Ik weet zelf niet goed wat het was. Ik ben verliefd op je. Je was mooi en leuk. Je was lief voor me. Ik vertrouwde je. Je bent dood. Definitief weg. Dat is dus dood. Geen hoop. Geen God die slaat of praat of koestert. Ik schaam me voor mijn liefde en gemis en rouw en verdriet. Ik heb er geen recht op. Ik vrees al jaren mijn ongeloof. Misschien ben ik niet uitverkoren.
Bij de begrafenis zie ik mijn klas voor het eerst. Een nare man houdt op de begraafplaats een nare preek over de hel. Na die helse week sleurt het leven me mee en doe ik wat er verwacht wordt. Maar niemand lijkt te verwachten dat ik verdriet voel en laat zien en deel. Niemand lijkt te verwachten dat het verdriet moet bestaan als je door wilt gaan met je leven. Hoe zou het zijn gegaan? Zo bizar veel pech. Er stopt vast snel een auto. Een schedelbasisbreuk kan allerlei rotgevolgen hebben. Zelfs je neus snuiten kan tot hersenschade leiden. Er bestaan nog net geen mobiele telefoons, wel een paar autotelefoons. Er bestaat nog net geen centraal alarmnummer. Je bent niet alleen, je vriendin is erbij. De vader van je vriendin speelt een rol: iemand heeft hem gebeld want dat nummer kende ze van buiten. De aanrijtijd van de ambulance is onbekend. Die brengt je eerst naar Gorinchem en al heel snel naar het grote UMC. Dat wist ik niet. Ik woon in Utrecht en heb er gestudeerd. Ik heb kort geleden in het UMC op de IC aan een bed gezeten. Dat voelt na vijfendertig jaar paradoxaal intiem, als vervanging van die godgeklaagde uitvaart. Het gevolg van de vergissing Ik zit in 3 havo en moet kiezen. Weet ik veel welke bereikbare, leuke, lucratieve banen er zijn. We hebben sind kort een tv. Ik wil in ieder geval rijk worden. Notaris of advocaat. De decaan werpt tegen: ‘Jij kiest graag de weg van de minste weerstand,’ en ‘dan moet je wel goed kunnen praten.’ Hopelijk bedoelt hij: 'Dat is een beetje oppervlakkig.' Maar net zoals het overjarige noodgebouw waarin de Gomarus huist, ziet hij eruit als een reformatorisch relict uit de jaren zeventig. Hem neem ik niet serieus. Wiskunde is verplicht en Handel lijkt me praktisch. Ik kies alle talen en geen Aardrijskunde, ook al ben ik daar goed in. Eigenlijk wil ik wel een vak extra, maar Geschiedenis laat ik na de Kerst alsnog vallen. Het overlapte precies met Engels en ik moest kiezen wat ik bijwoonde. Iedereen adviseerde Engels. Diepere gedachten maak ik niet vuil aan mezelf en mijn toekomst. Het woord ‘universiteit’ klinkt nog steeds als een magisch en onbereikbaar begrip. Verschillende mensen zeggen dat de HEAO voor een havist te hoog gegrepen is, maar ik slaag met bedrieglijk gemak voor mijn eindexamen en heb mijn buik vol van reformatorische waarschuwingen. Het is zomer, ik ben zeventien, heb een diploma met tienen en niets is onmogelijk. Ik vergis me grondig. De wond van Flora's dood zit diep weggestopt en ik ben opgegroeid op een eiland van wereldvreemdheid, angst en onderprestatie. Dertig jaar later wordt Anne Faber hier op de hei vermoord. Door de jaren heen heeft mijn jeugdtrauma heus gevolgen, want liefdes lukken niet, studies niet en banen ook niet. Toch triggert de dood van Anne Faber zoveel jaren later zoveel onverwerkt verdriet dat het me schokt. Begrafenissen, zelfs van verre familieleden Bijbelverhalen over doden die tot leven komen Vooral het dochtertje van Jaïrus Maar ook Jezus Pasen Liedjes die zeggen dat je niet bang hoeft te zijn Als oorlog komt of pijn Verhalen bij Beste Zangers zoals 'Grijs' van Jaap Reesema Liedjes in de kerk over vertrouwen De wolk van getuigen in de lucht Ik heb al jaren een geweldige vrouw en drie lieve kinderen maar iedere dag huil ik bij de kleinste aanleiding weer om de wond die ik weiger te zien, te zijn, te helen Eindelijk ga ik in psychotherapie. Langzaam leer ik omgaan met de blijvende bron van pijn waar ik weer bij kan en overweldigt hij me meestal niet meer. Het universalisme, de radicale theologie en de procestheologie bemoedigen en troosten me via vrienden: God lijdt mee en blijft redden. De reünie Veel leuker dan verwacht is de appgroep van mijn Gomarus-klas. Decennialang vermeed ik die vreemde jaren en nog steeds vind ik die wereld absurd veilig en onveilig. Maar onverwacht kom ik zo veel dichter bij de feiten en gevoelens rondom Flora's dood. De karakters in de groep bestaan nog steeds. Of ik fysiek naar de reünie ga, weet ik niet. Ik lees dat Gorinchem een prachtige oude stad is. Misschien moet ik ook zo naar de reünie kijken: een historische stad om een uurtje doorheen te wandelen, een beetje getroost door de waas van de tijd. Utrecht, 24 april 2025 |