In de kelder ging ik op zoek naar je pasfoto die was uitgedeeld en de advertentie die we in het RD hadden gezet, maar ze lagen er echt niet meer. Het zal wel een vlaag van schoon schip zijn geweest. 25 april 1990, zelfs 2000 is al onmetelijk lang geleden. In mijn kinderfotoalbums zie ik de witte plekken, doordat ik alle foto's van jou eruit heb gehaald in de tijd dat je doodging, want ze voelden zo hol. Toen ik laatst op internet je naam zocht, vond ik alleen een foto van je grafsteen. Klaarblijkelijk zijn er mensen die dat bijhouden.
Gelijk het gras is ons kortstondig leven, Gelijk een bloem, die op het veld verheven, Wel sierlijk pronkt, maar krachtloos is en teer; Wanneer de wind zich over 't land laat horen, Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren; Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer. Psalm 103:8 |
Voor zover ik me kan heugen, heb ik nog nooit gevloekt, maar als het verdomme bijna dertig jaar geleden is, hoe kan het me dan nu ineens weer zo labiel maken dat ik ga janken als ik zelfs maar denk aan jonge meiden die doodgaan? Ik ben er destijds al zo volslagen kapot van geweest dat het me daarna waarschijnlijk een paar vriendinnen heeft gekost, sowieso mijn hele kinderlijke onschuld, en dat het me minstens tien jaar lang, heel traag, steeds een klein beetje minder, de keel heeft dichtgeknepen, in stijl ingeluid door die psychopathische donderpreek over satan en zijn hele santenkraam vol hel en verdoemenis bij haar graf, een egotrip van die lul met zijn schijnheilige kraaienpak en God in pacht.
|
De eerste maanden na je dood dacht ik nog weleens dat ik je zag of hoorde, in ons dorp of bij de fietsenstalling waar we elkaar na die schooldag uitzwaaiden. Achteraf was dat de allerlaatste keer. Daarna zat ik op je te wachten, zoals dat voorjaar bijna elke dag, op de schommel achter ons huis, waar ik net kon zien dat jij over het bruggetje naar jouw huis fietste. Maar er stond een boom langs de weg, en juist toen jullie daar samen onderdoor reden, brak de zware tak af die jouw hoofd raakte. Drie dagen lang heb ik gehuild, daarna kon ik alleen nog maar stil zijn.
Toen ik je een dag of vijf later weer zag, lag je in je kist, met al dat verband om je haren, je was blond. Net in die tijd was Zeg me dat het niet zo is op de radio en Daar gaat ze; op een gekke manier geeft dat me nog steeds een bepaalde troost. Pas veel later heb ik aan een vriendin verteld hoe verliefd ik op je was. Ik was ook nog maar dertien, dus wat is liefde dan, en je hebt nooit gezegd of je me leuk vond, maar zo lief voor mij als jij was niemand anders in onze brugklas. |