Ik kreeg er de vinger niet achter, de spreuk in de hal van mijn oma's appartement (inderdaad op een tegeltje). Daardoor bleef hij me wel fascineren, hoe belegen hij ook was. 'Als het getij verloopt, moet men de bakens verzetten.' Ik dacht als eerste aan de Lek. Daar had ze vroeger immers vlakbij gewoond. Mijn moeder had er zelfs in leren zwemmen. Dat hele kleine, oude huis: oma had er een ets van, en ik was er weleens geweest. Het is later onbewoonbaar verklaard en gesloopt.
Toen gingen we maar in een kelder aan de wijn, ik denk een lokale riesling. |
Als ik in bed lag, hoorde ik de schepen brommen. Bijna dagelijks fietste ik over de Lekdijk naar school, oog in oog met het dreigende water, waar je natuurlijk snel aan went. Als kind vind je sowieso alles vanzelfsprekend. Toen ik eenmaal de jaren des onderscheids had bereikt, zag ik de Moezel bij Cochem. Zo idyllisch kon een rivier dus ook zijn – al sloten de Duitsers de terrassen al om vier uur 's middags. Toen gingen we maar in een kelder aan de wijn, ik denk een lokale riesling. Daar hervond ik mijn liefde voor de rivier.
|
Erg indrukwekkend vond ik trouwens die avond op de Mont Saint-Michel, vorig jaar, met die getijden, hoe ze je krachtig omsluiten. Een heel speciaal plekje, met die unieke toren, en hoe het gewijde land tweemaal daags de oceaan bevrucht, al eeuwenlang. Als kind had ik te weinig van de zee gezien: hooguit een strandwandeling in de herfst of zo, dat weet ik niet eens meer precies. Mijn eerste verloving vierden we ook op het strand, volgens mij in de winter. Mede doordat ik alsnog ging studeren, liep dat uiteindelijk op niets uit.
Maar ook nadat mijn moeder de spreuk had uitgelegd, paste hij niet bij het beeld dat ik van oma had. Ik had er de woorden nog niet voor, maar in mijn ogen was ze niet zo progressief. Inmiddels verklaart het wel waarom ze haar laatste jaren heeft gesleten op een bovenwoning, uitsluitend per trap bereikbaar. |